Jacob Herman is op 8-2-1873 te Zwijndrecht geboren en is de zoon van Herman Abraham Meijer en Eva Hamburger. Het gezin telt in totaal twaalf kinderen waarvan er drie op jonge leeftijd overlijden. Zowel Jacobs vader als grootvader zijn van beroep slager. Hoewel hij de oudste zoon is, treedt hij niet in de voetsporen van zijn (groot)vader. Na de lagere school volgt hij onderwijs aan de HBS. Na zijn studie verhuist hij op 2-3-1891 naar Rotterdam om bij zijn neef, Joseph van Buuren, in te trekken. Een beroep wordt niet vermeld. Hij blijft hier tot 7-1-1892 wonen. Dan keert hij terug naar Zwijndrecht.
Jacobs moeder overlijdt op 10-07-1892 op 43-jarige leeftijd. Jacob is dan negentien jaar oud. Kort voor haar overlijden is Jacob op 8-6-1892 verhuisd naar Groningen. In Groningen gaat hij inwonen op Folkingestraat 285 bij Hartog Kisch. Een beroep van Jacob wordt niet vermeld. Voor Hartog wordt als beroep hotelier vermeld. Op dit adres is onder andere ook woonachtig Lea Kisch. Zij is de dochter van Hartog Kisch en op 21-8-1869 te Groningen geboren.
Op 21-8-1898 trouwen Jacob en Lea en verhuizen zij naar Folkingestraat 282. Als beroep wordt dan vermeld koopman in fourage artikelen.iJacob en Lea krijgen vier dochters: Eva Hester, 26-5-1899, roepnaam Eef, Hester, roepnaam Hetty, 24-12-1900, Hanneke, roepnaam Hannie(y), 30-3-1903 en Sera, 14-11-1913. Alle dochters worden te Groningen geboren. Hetty is doof, niet bekend is of dat zij dat vanaf haar geboorte is.
In 1904 gaat het bedrijf van Jacob failliet. Het faillissement wordt in 1905 opgeheven. Voor zover bekend start hij daarna geen (eigen)bedrijf meer op. Volgens gegevens op zijn registratiekaart voor kamp Westerbork wordt hij vertaler en correspondent moderne talen.
Bij het uitbreken van de 1e Wereldoorlog komen er veel Belgische vluchtelingen naar Groningen, waaronder ook Joodse vluchtelingen. Er wordt een Joodsch Steuncomité opgericht om de Israëlitische zuidelijke buren met liefde te kunnen ontvangen en verder te onderhouden.ii Jacob heeft deel uitgemaakt van dit comitéiii. Hij schrijft later: mijne antecedenten uit de praktijk van den vorige oorlog 1914/18 toen ik als secretaris van ± 120 personen (J. vluchtelingen uit België, deel van 3000 toen aangekomenen) heb gefungeerd en de zorg hunnere terugkeer n/. hunne div. geboortelanden op mij had genomen, hebben echter ertoe geleid, dat mij deze taak automatisch moest worden toevertrouwd.iv Als in 1939 weer een groep van vooral Joodse vluchtelingen in Groningen ondergebracht moeten worden, wordt er op zijn ervaring een beroep gedaan. Hij aanvaardt deze taak. Het comité van niet-Nederlandse Joden wordt onderdeel van de Joodse Raad. Dit betekent voor Jacob dat hij gaat werken voor de Joodse Raad afdeling Groningen. In 1939 is het vooral zijn taak om voor onderdak te zorgen voor de vluchtelingen. Geleidelijk nemen, nadat het comité opgaat in de Joodse Raad, zijn taken toe. Officieel is zijn afdeling “Bureau v. Reis-, & Verhuisverg.” No.7. In zijn dagboek omschrijft Jacob welke zijn werkzaamheden inhouden, met wie hij contact heeft en welke problemen hij tegen kwam. In april 1943 wordt hij door de Joodse Raad benoemd tot hoofdvertegenwoordiger voor de provincie Groningen. Het lukt Jacob om voor hem en zijn kinderen een provinciale verblijfsvergunning te krijgen. Deze zogenaamde “sper” gaf een zekere bescherming bij razzia’s in de provincie. (zie noot iv). Uiteindelijk wordt Jacob op 8 december 1943 weggevoerd naar Westerbork. Zelf schrijft hij hierover: Zoo is een tijdperk van mijn leven, door de onverwachte wegvoering uit Groningen op 8 Dec. ’43, dat ik gaarne tot het einde van den oorlog daar had beleefd, afgesloten en ben ik thans in afwachting in Theresienstadt van wat zal gebeuren.
3 april 1944. Het wegvoeren gaat tegen alle afspraken in. Hij wordt om 5 uur gewekt om per rijtuig te vertrekken tezamen met zijn beide schoonzusters: Betje en Gelline en zijn zuster Babeth. In zijn dagboek vermeldt hij dat hij met zijn vrouw om half zeven wordt weggevoerd naar een gereedstaande en gereserveerde coupé, voorlopige eindbestemming is kamp Westerbork. In het kamp verblijven dan al anderhalf jaar zijn dochter Eva Hester en haar man Samuel van Dijk. Het is niet onwaarschijnlijk dat hij in het kamp meer familieleden ontmoet. Zijn neef Herman Izaak Meijer verblijft daar met zijn vrouw Charlotta Rozeboom en hun zoontje Leov en werkt daar als apotheker.
De dochters van Jacob en Lea
Eva is eind 1921 verhuisd naar Rotterdam en werkt daar als adjunct-commies ter secretarie. Op zes april 1932 trouwt dochter Eva Hester te Rotterdam met Samuel van Dijk. Samuel, roepnaam Saam, is adjunct- commies bij de gemeenteontvanger te Rotterdam. Hij is aldaar geboren op 4-6-1896 en de zoon van Levie en Anna Daniëlson. Begin oktober 1942 worden zij opgepakt en naar kamp Westerbork weggevoerd. De dochters Hester en Hanneke zijn werkzaam als hulp in de huishouding, het is niet bekend waar. In 1938 staan zij nog ingeschreven bij hun ouders. Ook dochter Sera staat dan nog bij haar ouders ingeschreven. Op een personeelslijst van het Apeldoornsche Bosch staat zij vermeld als dienstbode.vi Het is niet duidelijk of zij hier gewerkt heeft. Haar vader, die werkzaam is voor de Joodse Raad, vraagt haar hem te komen helpen op zijn afdeling. Sera zegt haar werkkring bij .. Boersema (? onduidelijk geschreven in dagboek) op. Ook op Sera’s persoonskaart komt geen verhuizing naar Apeldoorn voor. Hoewel het niet gebruikelijk is, krijgt Sera voor haar werkzaamheden een salaris/vergoeding. (zie noot iv).
In Westerbork worden Jacob en zijn gezin ondergebracht in barak 62. In het kamp ontmoet hij veel oude bekenden. Het lukt hem om op de “Lagerkarte” van hem en zijn gezin een blauw stempel te krijgen en de opmerking “Theresienstadt”. Ook zijn dochter Eva en haar man krijgen op hun kaart dit stempel en de aantekening “Theresienstadt”. Tevens krijgt hij het advies om op de zogenaamde “Weinreb-lijst” te komen.vii Omdat de eerste lijst vol is, vindt inschrijving plaats op aanvullende tweede lijst. De inschrijving is voor Jacob en zijn gezin met daarbij tevens zijn twee schoonzusters en zijn zus. Op 18 januari 1944 wordt Jacob met zijn gezin en zijn schoonzusters en zus (zie noot iv) op transport gezet naar Theresienstadt.viii Onderweg ziet hij kans om enige kaarten uit de trein te werpen met het verzoek deze te laten bezorgen op diverse adressen. Na 27 uur wordt de bestemming bereikt. Echter, omdat de barak waarin zij gelegerd zouden worden nog niet gereed is, moet er nog 14 uur in de trein gewacht worden alvorens zij gekeurd en geplaatst worden. Zijn dochter Eva en haar man worden op 25-2-1944 op transport gesteld naar Theresienstadt. Jacob schrijft hierover: tot onze niet geringe verbazing, doch grooten blijdschap, Eef & Saam, die aanvankelijk hadden geweigerd naar Theresienstadt te gaan, daartoe door Dr. Ottenstein aangeraden en besloten hadden ons lot hier te gaan deelen. In zijn dagboek omschrijft Jacob Theresienstadt nauwkeurig. Ook zijn wetenswaardigheden van hem en zijn gezin omschrijft hij uitvoerig.
10 Juni ’44. Eergisteren, Donderdag, na dat het grootste gedeelte der vrouwen van de vroegere Zimmer 164, terug was beorderd naar de Hamburger (CIII) op Zimmer 282 (2e Etage) kregen mijn vrouw, kinderen plus Eva, op de Dresdener kazerne aanzegging te moeten verhuizen in familie verband naar de Hamburger C III op Zimmer 206 (1e etage), voorwaar een bevoorrechting welke misschien aan E.& S’s werkkring hier en dien te W’bork te danken is tenzij “men” mijne Befürwording voor Theresienstadt door comm. Gemmeke van W’bork, zoo hoog heeft aangeslagen dat ik thans als een der z.g. “prominenten” wordt beschouwd.
Uiteindelijk komt op kamer 206 het gehele gezin van Jacob te liggen met zijn schoonzoon. Op deze kamer krijgt hij ook bezoek van Jo Spier, die zich aanmeldt en kennis komt maken met de bewoners van de zogenaamde “Show-rooms”. De kamer wordt halverwege juni ’44 opgeknapt teneinde bezoek te kunnen ontvangen van een commissie van het Internationale Rode Kruisix. Op 21 augustus 1944 viert Jacob zijn 75ste verjaardag van zijn vrouw en hun 46ste huwelijksdag. Voor zover mogelijk tracht men dit met familie en vrienden te vieren. Op 25 september komt het bericht dat zijn schoonzoon op transport moet. Het is niet bekend waarheen. In totaal gaan 5000 personen, vooral mannen tussen de 16 – 60 jaar op transport. De transporten vinden op 28 en 29 september’44 plaats. Vrijwel de gehele mannelijke bewoners tussen 16 – 60 jaar is dan weggevoerd. Enkele dagen later volgen de vrouwen van de mannen, al dan niet vrijwillig. Ook Eva maakt deel uit van deze groep. Op 6 oktober wordt zij als liggend patiënt bij deze groep gevoegd.
Op 10 oktober vindt er weer een transport plaats waarvan Jacobs dochter Hetty deel uit maakt. Jacob ziet kans om haar op de reservelijst geplaatst te krijgen. Een dag later krijgt zij opnieuw een oproep. Wederom wordt alles in het werk gesteld om transport te voorkomen. Jacob schrijft hierover: 13 oct ’44 de hoop van 11 oct ’savonds betr Hetty is ijdel gebleken; de Algoede heeft het in zijn wijsheid anders beschikt. Alle pogingen om het anders te willen, zijn op niets uitgelopen; zij is gistermiddag 12 okt cª. 3 uur in den trein gestapt, die cª. 5 uur is vetrokken naar het onbekende oord. Op 18 oktober komt het bericht dat Hannie op transport moet. Ook deze keer stelt Jacob alles in het werk om het te voorkomen. Omdat Hannie doof is en geen Duits spreekt stelt Sera voor om met haar zuster mee te gaan op transport. Dit wordt geweigerd. Wel is het voor haar mogelijk om zich clandestien bij haar zuster te voegen. Hannie besluit om alleen op transport te gaan. Op zaterdag 28 oktober ’44 gaat ook Sera op transport. Met het vertrek van Sera is Jacob nu alleen met zijn vrouw in het kamp achtergebleven. Hun beider gezondheid laat te wensen over. Jacob heeft vooral last met lopen en wordt verpleegd. 5 mei 1945 volgt de officiële bekendmaking dat de vrede is afgekondigd. 7 Mei 1945 ‘savonds cª. 7¼ uur, Op straat plotseling gejubbel & gejuich!! Duitschland heeft in zijn geheel thans gecapituleerd, zoo is door de radio bekend gemaakt. 9 en 10 mei ’45. Eng. Am. en Russen zijn thans binnen geraakt. Op 21 mei maakt Jacob gebruik van de mogelijkheid om twee brieven naar Nederland te schrijven. Op dinsdag 22 mei ’45 is er de mogelijkheid om zich aan te melden voor personen met de Nederlandse nationaliteit waarheen men wil reizen. In de kamer van Jacob melden zich zeven personen aan, in de kamer naast hem vier personen. Op 12 juni 1945 wordt een begin gemaakt met de terugreis naar Nederland. Op 21 juni komen Jacob en zijn vrouw op het vliegveld te Eindhoven aan. Daar worden zij door het Rode Kruis ondergebracht in een gebouw van de Philipsfabriek. Hier krijgt hij te horen dat zijn schoonzoon nog in leven is. Van geen der kinderen nog iets gehoord. …(Gode? onbekend wat hier staat) geve dat zij ook allen gezond de … (strapasse? onbekend wat hier staat) hebben doorstaan en wij hen spoedig zullen terugzien. Het dagboek geeft niet aan wanneer Jacob en zijn vrouw terug zijn in Groningen. Jacob en zijn vrouw gaan wonen aan de Pelsterstraat 26 A. Zijn dochters zijn alle om het leven gebracht
De Waarheid, 22 juni 1945
Na terugkeer in Groningen blijkt dat hij de enige overlevende is van het gezin van Herman Abraham en Eva Hamburger, zijn vader en moeder. Zijn neef Herman Izaak Meijer overleeft eveneens de oorlog. Samen met onder andere zijn neef Herman Izaak treedt Jacob op als lastgever over de nalatenschap van zijn ouders en hun kinderen. Het betreft een pand in Zwijndrecht dat tijdens de oorlog verkocht werd. Krachtens een akte van rechtsherstel worden de lastgevers eigenaar. Het pand wordt, met toestemming van het Nederlands Beheersinstituut, verkocht.
Op 9 november 1950 overlijdt Lea. Jacob overlijdt op 3 maart 1953.
Opmerking: H.I. Meijer is een neef die de oorlog overleefd heeft. Hij woonde in Zwijndrecht. Was apotheker en heeft gestudeerd in Groningen evenals zijn vrouw. Zij is met haar zoontje in Auschwitz om het leven gebracht.
Opmerking: bij het schrijven van dit artikel is onder andere gebruik gemaakt van het dagboek van Jacob Herman Meijer. De geciteerde gedeelten uit dit dagboek zijn cursief weergegeven.
Bron: KB
Kinderen van Jacob en Lea:
1. Eva Hester Meijer, geboren op 26-05-1899 in Groningen. Eva is overleden op 28-02-1945 in Midden-Europa, 45 jaar oud.
Notitie bij Eva: trouwt 6-4-1932 te Rotterdam met Samuel van Dijk.
2. Hester Meijer, geboren op 24-12-1900 in Groningen. Hester is overleden op 28-02-1945 in Midden-Europa, 44 jaar oud.
3. Hanneke Meijer, geboren op 30-03-1904 in Groningen. Hanneke is overleden op 28-02-1945 in Midden-Europa, 40 jaar oud.
4. Sera Meijer, geboren op 14-11-1913 in Groningen. Sera is overleden op 28-02-1945 in Midden-Europa, 31 jaar oud.
i Handel in veevoeder, voornamelijk hooi en stro
ii Dagblad voor het Noorden d.d. 22-2-1915
iii Jacob is secretaris van provinciaal comité tot steun van Belgische en andere vluchtelingen te Groningen.
iv Fragment uit Jacobs dagboek
v Over de lotgevallen van Leo is door Martine Letterie het boek: “Groeten van Leo” geschreven.
vi Informatie dhr. S. Rutten, stadsarchief Apeldoorn : De naam van Sera Meijer, geboren 141-1913 staat inderdaad op een personeelslijst van Het Apeldoornsche Bosch die wij hier in kopie hebben. Lastig is dat achter haar naam geen datum van indiensttreding staat. Alleen de aanduiding “Dienstbode Apeld. Bosch”. Ik heb ook de persoonskaarten gecheckt. Van Sera Meijer is geen persoonskaart aanwezig. Daarnaast heb ik gekeken of de naam Boersema misschien voorkomt op de personeelslijst – de geneesheren hadden immers ook dienstbodes – maar dat is niet het geval. Dhr A. Beuse van Groninger Archieven meldt dat er een persoonskaart van Sera is. Daarop staat geen verhuizing vermeld naar Apeldoorn. Wel haar vertrek naar Duitsland op 8 februari 1944. Navraag bij Herinneringscentrum Kamp Westerbork geeft eveneens aan dat er geen vermelding is die verwijst naar het Apeldoornsche Bosch.
vii Weinreb had een aantal joodse lotgenoten helpen onderduiken, maar een veel grotere groep voorgespiegeld dat zij mee konden met een – niet bestaande – legale emigratie naar onbezet gebied. Voor honderd gulden per persoon konden zij zich inschrijven op de zogenaamde ‘eerste Weinreb-lijst’. Weinreb werd echter door de Sicherheitspolizei gearresteerd en hij probeerde vervolgens ook die om de tuin te leiden. Uiteindelijk verviel hij tot celspionage en verraad en organiseerde in samenwerking met de SD een ‘tweede Weinreb-lijst’. Enkele maanden na de vrijlating van zijn vrouw en kinderen uit Westerbork dook hij met zijn gezin onder. Zie ook: Een fantast schrijft geschiedenis. De affaires rond Friedrich Weinreb. Van Regina Grüter. Zij promoveerde in 1997 op dit onderwerp en won er in 1998 de dr. L. de Jongprijs mee. Regina Grüter is senior onderzoeker bij het NIOD Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies.
viiiHet is niet zeker of dit juist is. Op de Joodse Raadkaarten van zijn schoonzusters en zijn zus staat vermeld Tr 25-1-44. Navraag bij Herinneringscentrum Kamp Westerbork, de heer Abuys, geeft aan dat het transport vanuit Westerbork heeft plaatsgevonden met als bestemming Auschwitz. Bij aankomst aldaar werden zij op 28-1-1944 direct om het leven gebracht.
ix Eind 1943 gaven de nazi’s aan een onderzoekscommissie van het Internationale Rode Kruis toestemming voor een bezoek aan Theresienstadt in 1944, om zo de wereld te laten zien dat de Joden goed worden behandeld. Ter voorbereiding van dit bezoek verhoogden de nazi’s het aantal gedeporteerden naar Auschwitz om het bevolkingsaantal terug te brengen, en er vonden diverse aanpassingen plaats: er kwamen nepwinkels, een café, een kleuterschool, een lagere school en tuinen met bloemen. Het Rode Kruis bezocht Theresienstadt op 23 juli 1944, en de nazi’s maakten er een propagandafilm van: “De Führer geeft de Joden een stad”. Nadat de film gereed was gekomen, werden bijna alle betrokkenen, alle leden van het intern bestuur en bijna alle kinderen gedeporteerd naar Auschwitz.
Dankwoord
Tijdens dit onderzoek heb ik veel medewerking gehad van de heer G. Abuys en mevrouw J. Martin van Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
Auteur:
H.C.Popijus
Bronnen:
Dagboek Jacob Herman Meijer
H.C. Popijus, Joodse families in de Zwijndrechtse Waard 1800 -1950
Delpher
Groninger Archieven
Herinneringscentrum Kamp Westerbork
Joods Historisch Museum
Koninklijke Bibliotheek
Stadsarchief Apeldoorn
Illustraties:
© Collectie H.C.Popijus
© Collectie Joods Historisch Museum
Delpher
Gepubliceerd:
07-08-2020