Begraafplaats Appingedam

Reeds vanaf de 16e eeuw wordt er af en toe melding gemaakt van Joden die zich (tijdelijk) vestigen in Appingedam. In de 18e eeuw neemt het aantal Joden langzaam toe. In eerste instantie maken zij gebruik van een apart gedeelte van de Joodse begraafplaats in Farmsum om hun overleden dierbaren te begraven. Deze begraafplaats moet zelfs vergroot worden om plaats te bieden aan de overleden Joden uit Appingedam. Bestuurder Calmer Arents dient daarom in januari 1762 namens de Joodse gemeente een verzoek in bij de burgemeester om een stuk grond aan te kopen voor een Joodse begraafplaats in Appingedam. Hier wordt zonder verdere voorwaarden toestemming voor verkregen. Op 22 februari 1763 wordt vervolgens een stuk grond aangekocht voor 180 caroli guldens van Lambertus Tonkes en zijn vrouw Aaltjes Tebbens met de naam “het Schenkenhof”. Naast het aankoopbedrag moet er ook jaarlijks een grondpacht betaald worden van 6 caroli guldens en 15 stuivers aan de kerk van Appingedam.

Overzicht Joodse begraafplaats Appingedam gezien vanaf de achterzijde

De begraafplaats wordt in datzelfde jaar 1763 in gebruik genomen en is gelegen aan de Heidensgang en de Netweg, aan de noordzijde van Appingedam. In 1821 ontvangt Appingedam de status van ringsynagoge, wat betekent dat de gemeenten Bierum, Kantens, Loppersum, Middelstum, Stedum, Ten Boer, Uithuizen, Uithuizermeeden, Usquert, Winneweer en ‘t Zand eronder vallen, en dat de begraafplaats aan de Heidensgang ook door hen wordt gebruikt. In 1853 wil men de begraafplaats verbeteren aangezien er nog steeds lijken uit andere burgerlijke gemeenten worden bijgezet. Omdat de begraafplaats geen eigendom is van de gemeente Appingedam wil deze niet financieel bijdragen. Er komt wel een subsidie van fl. 100,- van de Rijksoverheid om de synagoge en begraafplaats op te knappen, In 1862 neemt het Nederlands-Israëlitische Kerk- en Armbestuur het beheer van de gebouwen en begraafplaats over.

In de tweede helft van de 19e eeuw zijn er twee verenigingen die zich bezig houden met de ondersteuning van behoeftigen en nood- en rouwlijdenden en het houden van godsdienstige voorlezingen; Rodefé Tzedek (najagers der rechtvaardigheid) en Gemilath Chasadiem (liefdadigheid der vromen). Omdat beide verenigingen nagenoeg hetzelfde werk deden werd akkoord gegaan met een fusie. Sinds in 1892 de statuten van Rodefé Tzedek een nieuw reglement gekregen heeft wordt hier niets meer van vernomen in verband met de begraafplaats. Gemilath Chasadiem blijft wel actief op dit gebied en stelt in 1897 haar statuten bij.

Metaheerhuisje Appingedam

Omstreeks 1900 wordt een Metaheerhuisje gebouwd dat niet meer bestaat. In 1934 is er een nieuw Metaheerhuisje gebouwd. Aan de linkerzijde van dit gebouwtje is een gedenksteen aangebracht ter herinnering aan het oude huisje. Volgens de Hebreeuwse tekst op deze steen was dat destijds “een geschenk van de heilige vereniging Gemilath Chasadiem”. Daaronder staan de toenmalige bestuursleden vermeld. Aan de rechterzijde is vervolgens een gedenksteen toegevoegd ter gelegenheid van de totstandkoming van een afscheidingsmuur met hek tussen de begraafplaats en de Heidensgang. Daaronder staan de namen van de bestuursleden in die tijd.

Sinds 1968 staat deze begraafplaats op de lijst van beschermde monumenten en wordt door de plaatselijke overheid onderhouden.


Bronnen:
Boek: “Joden in Noord-Oost Groningen” – St. Vrienden van het Rijksarchief in Groningen
Boek: Bet Kevarot – Huis der Graven – Benthe van Aalst en Christiaan Velvis
Historie Joods Groningen
Wikipedia

Illustraties:
© Collectie Regina Philip

Gepubliceerd:
15-05-2023