Historie der Joden in Winschoten

Winschoten lag oorspronkelijk in het landschap van Reiderland maar werd hiervan gescheiden door verschillende overstromingen die plaatsvonden waardoor o.a. de Dollard ontstond. Zo kwam het dat het deel uit ging maken van het Oldambt. Het dorp ligt aan een oude handelsweg van Groningen naar Munster op de kruising met het riviertje de Rensel. Winschoten ging deel uitmaken van de verdedigingswerken rond de stad Groningen. Toen alle oorlogshandelingen voorbij waren verviel het vestigingsstel. De ontwikkeling van Winschoten heeft altijd nauw samengehangen met de ontwikkeling van de stad Groningen. Tegenwoordig behoort het tot de gemeente Oldambt.

De eerste melding van Joden in Winschoten dateert van 1632 wanneer Isaak Salomons bij burgemeesters en raad van de stad Groningen een rekest indient om in Winschoten te mogen wonen. Dit verzoek wordt afgewezen. In 1677 wordt er in Winschoten weliswaar gesproken over Joden maar het betreft een Joodse familie uit Termunten. Hierbij gaat het om een agendapunt van een vergadering van de classis* van het Oldambt.

In 1685 komt een regeling tot stand die de vestiging van nieuwkomers in goede banen moet leiden en de vestiging van armen tegen moet gaan. Zowel Joden als niet-Joden moeten aan de voorwaarden van deze regeling voldoen. Helaas zijn er geen goede bronnen maar wonen aan het eind van de 17e eeuw 2 Joodse families in Winschoten. Op een uit 1683 daterende lijst of ‘kluftrol” staan 88 namen van eigenaren en een nog groter aantal gebruikers van onroerend goed vermeld. Tussen hen bevinden zich twee Joden. Het gaat hier om Hartog Levie (“olde Hartogh” hetgeen impliceert dat er ook een jonge Hartogh moet zijn) en Mighel de Joode (mogelijk Michiel Freriks).

In 1705 krijgt Salomon Salomons toestemming van burgermeester en raad in Groningen om zich in Winschoten te vestigen en te handelen in textiel. Hij blijft niet lang in het dorp want in 1709 krijgt hij een vrijgeleide om zijn zaken met zijn crediteuren af te handelen. Waarschijnlijk omdat er hier voor hem onvoldoende bestaansmogelijkheden zijn.

In die tijd heeft Winschoten nog geen Joodse Gemeente en de Joodse inwoners van het dorp moeten voor hun beleving van Joodse waarden zoals “kasjroet” zich mogelijk wenden tot controles van rabbijnen uit het nabijgelegen Oost-Friesland. Onbekend is of zich dan al een rabbijn in Groningen bevindt die hiertoe bevoegd is. Voor het houden van gebedsdiensten, een begraafplaats en ritueel bad maken zij waarschijnlijk gebruik van het nabijgelegen Pekela. Hier bevindt zich reeds sinds 1693 een begraafplaats en woont in 1700 ook al iemand met beperkte rabbinale bevoegdheden.

Als vanaf het midden van de 17e eeuw veel Joden uit Polen en de Duitse landen richting Amsterdam trekken, volgt een deel van hen de weg via de provincie Groningen. Onder hen bevinden zich ook lieden met minder goede bedoelingen al dan niet gedwongen door hun omstandigheden. In 1710 is er sprake van de arrestatie van de zwervende Joodse handelaar Aron Jacobs Pain die zegt omstreeks 1682 geboren te zijn in Frankfurt aan de Main en te handelen in wissels (een soort schuldbekentenissen) en juwelen. Hij wordt gearresteerd op verdenking van inbraak bij Focke Sickes. De dossiers m.b.t. deze arrestatie bevatten o.a. getuigenverklaringen van Winschoter Joden. Hieruit blijkt ook dat er inderdaad sprake is in Winschoten van een jonge Hartog Freriks.

In 1754 stellen burgemeester en raad een commissie in om te onderzoeken of er een specifieke aanvulling moet komen op de bestaande regeling voor vestiging van joden. Er wordt ook onderzocht of zij misschien in aparte buurten moeten wonen. Dit resulteert uiteindelijk in een plakkaat dat op 19 juni 1754 wordt afgekondigd op vestiging en beroepsuitoefening. Hierdoor werden de Joden ernstig beperkt in hun economische mogelijkheden. Met uitzondering van slagers mag niet meer met koopwaar langs deuren gegaan worden en wie korter dan 5 jaar in het dorp woont moet aantonen dat in eigen levensonderhoud voorzien kan worden. De meeste joden wonen in die tijd echter langer dan 5 jaar in het dorp waardoor die maatregel minder hard aankomt.

Tussen 1770 en 1780 wordt Winschoten gezien als het centrum van georganiseerde criminaliteit volgens een publicatie van de Duitse openbaar aanklager Becker in 1804. Jacob Mozes wordt gezien als de godfather van een crimineel netwerk dat zowel uit Joden als niet-Joden bestaat.

Langzaamaan vormt zich een Joodse gemeente die in 1788 een verzoek indient om goedkeuring van de statuten van hun synagoge. De diensten vinden plaats in een huis aan de Wevershorn en Buitenvenne tot in 1797 een synagoge aan de Langestraat ingewijd wordt. In de 19e eeuw groeit de Joodse gemeenschap in Winschoten zo hard dat zij op Amsterdam na, percentueel de grootste is van ons land. Het gevolg hiervan is dat de synagoge aan de Langestraat niet langer meer voldoet en men in 1854 een nieuwe synagoge in de Bosstraat in gebruik neemt. Enige jaren later is er een conflict in de Joodse Gemeente waardoor er een scheuring plaatsvindt. Gelukkig is dit in 1860 alweer opgelost.

Winschoten heeft ook een eigen Joodse begraafplaats aan de Liefkensstraat die in ieder geval tussen 1786 en 1828 gebruikt wordt. Daarna wordt gebruik gemaakt van een deel van de nieuwe Algemene Begraafplaats in het Achteruit, het huidige St. Vitusholt.

In de 19e eeuw wonen voornamelijk arme Joden in Winschoten. Zij oefenen veelal het beroep uit van veehandelaar of vleeshouwer. Ook zijn er Joden werkzaam in de tabaksindustrie. Er worden in ieder geval goede zaken gedaan want in de 20e eeuw is er sprake van een zekere welvaart onder de Joden in Winschoten. Er is in deze bloeiende Joodse gemeenschap o.a. een Joodse school, een kerkbestuur bestaande uit 7 leden, armenbestuur, begrafenisgenootschap, verenigingen en een afdeling van de Maatschappij tot Nut van de Israëlieten.

In 1930 wonen er 510 Joden in het stadje. Hier komen in de daarop volgende jaren ook nog veel Duits-Joodse vluchtelingen bij. Dat zovelen van hen terechtkomen in Winschoten komt waarschijnlijk omdat dit de eerste grote Joodse gemeenschap is net over de grens. Helaas mag hun vlucht naar de stad niet helpen want ook Nederland wordt bezet door de Duitsers en de Joden in Winschoten ontkomen niet aan het lot dat duizenden andere Joden in ons land treft. Zo worden ook hier beperkende maatregelen ingesteld door de Nazi’s. Eind september 1941 worden er nog een Joodse kleuterschool, lageren school en ULO opgericht voor de Joodse kinderen, deze blijven functioneren tot februari 1943. De synagoge wordt geplunderd maar gelukkig zijn de Torarollen dan al naar Amsterdam gebracht en gespaard gebleven. Tussen augustus 1942 en de eerste maanden van 1943 worden de Winschoter Joden verzameld en afgevoerd naar Westerbork. Daar wacht hen verdere deportatie naar de concentratiekampen. Slechts enkelen van hen keren hiervan terug. In 1951 telt Winschoten slechts 17 Joden onder haar inwoners. In 1964 wordt de Joodse gemeente samengevoegd met die van Groningen.

Er zijn heden ten dag enkele gedenktekens in Winschoten te vinden die herinneren aan de gedeporteerde en vermoorde joodse inwoners.


Bronnen:
Boek: Eene zeer twistzieke natie – P. Brood en E. Schut
Joods Cultureel Kwartier

Illustraties:
Delpher
Winschoter Courant

Gepubliceerd:
15-01-2022