Hartoch Levitus

Hartoch Levitus wordt geboren op 26 april 1845 als 9e kind van Izaak Koppel Levitus (Wildervank, 1802 – Muntendam, 12 december 1862) en Rebekka Benjamins (Muntendam 1807 – Muntendam, 11 april 1895). Zijn ouders krijgen 12 kinderen waarvan er slechts 6 volwassen worden.

Hartoch trouwt op 22 oktober 1872 met zijn 6 jaar oudere nicht Saartje Levitus, geboren op 29 juni 1839 te Veendam. Zij is een dochter van Levie Koppel Levitus (Veendam, 1794 – 1849) en Hindrikjen / Hinderkien / Hintje Samuels Cohen (Nieuweschans, 1810 – Muntendam, 1882). Hartoch en Saartje krijgen 5 kinderen. Op 5 november 1915 overlijdt Saartje op 76-jarige leeftijd in Muntendam.

Rebekka Levitus wordt geboren op 25 november 1873 te Muntendam en blijft haar leven lang ongehuwd.
Hendrina Levitus wordt geboren op 5 september 1875 op de Kerklaan in Muntendam. Ze overlijdt op 24 januari 1918 te Muntendam, slechts 42 jaar oud. Ook zij blijft ongehuwd.
Izak Levitus wordt geboren op 3 september 1877 op de Kerklaan in Muntendam. Als hij slechts 19 jaar oud is overlijdt hij op 26 juni 1897 op de Kerklaan in Muntendam.
Grietje Levitus wordt geboren op 29 december 1879 op de Kerklaan in Muntendam. Zij huwt op 12 oktober 1904 in Muntendam met handelaar Meijer Andries Hart (Scheemda 1878 – Auschwitz 1943). Grietje overlijdt op 1 mei 1924 in Den Haag op 44-jarige leeftijd. Dit huwelijk blijft voor zover bekend kinderloos. Na haar overlijden hertrouwt haar man met Elisabeth Polak. Vanwege het overlijden van Grietje is het bedrijf van Hartoch de gehele dag gesloten.
Jetta Levitus wordt geboren op 30 september 1881 eveneens op de Kerklaan in Muntendam. Jetta trouwt ook niet en blijft met haar zus Rebekka in het ouderlijk huis wonen.

Hartoch bezit een paardenslachterij/slagerij aan de Kerkstraat B 69 (tegenwoordig is dit nummer 79). Zijn neven, de zonen van Jonas Filippus Valk en Jetta Valk-Levitus, Hartoch’s jongere zus, zijn bij hem in dienst. Filippus Valk, ook wel ‘Lips’ genoemd, heeft de leiding in de slagerij en is een meester in zijn vak. Als er vlees gerookt wordt in de grote schuur achter de slagerij kan je dat in het hele dorp vaak ruiken. Vanuit Muntendam worden de manden met gerookt vlees naar bestemmingen in het hele land vervoerd.
Een deel van het vlees gaat per spoor van Zuidbroek via Groningen naar Amsterdam. Een ander deel gaat per schuit naar de stad (Groningen). Op het Zuiderdiep staan de bodewagens klaar om de manden met gerookt vlees naar de provincies te vervoeren. Het gerookte paardenvlees van Levitus is zeer in trek!

Rookvlees en worst worden door Hartoch’s dochters Rebekka en Jetta vóór in de winkel verkocht. Ook de nichtjes Rebekka en Roosje Valk helpen met de verkoop in de slagerij. De verkoop van paardenvlees heeft de families geen windeieren gelegd: de familie Levitus bezit 6 panden in Muntendam en de familie Valk 2 panden. Omdat de Joodse godsdienst het ritueel slachten voorstaat, zijn Joden voor het slachten van hun dieren aangewezen op een Joodse slachter (sjochet). De sjochet hoeft niet bij Levitus en Valk langs te komen aangezien paardenvlees, volgens de Joodse rituele wet, niet kosher is. Een geoorloofd dier moet een herkauwer zijn en gespleten hoeven hebben.

In 1918 maakt Hartoch middels een advertentie in De Noord-Ooster bekend dat hij aangesloten is op de telefoon met als telefoonnummer 611. Als in 1923 de “Provinciale Groninger en Drentsche Paardenslagerveeniging” wordt opgericht, wordt Hartoch 2e secretaris-penningmeester van deze vereniging.

De ongeletterde Hartoch is de rijkste inwoner van Muntendam. Hij reist de paardenmarkten van Norg, Zuidlaren, Roden en Winschoten af en koopt er wekelijks 20-30 paarden. Hartoch heeft zo’n drie of vier vaste paardendrijvers. Die begeleiden de paarden naar Muntendam. Drie paarden liepen voorop, hun staarten worden vastgebonden aan de halsters van de daarachter lopende paarden enzovoort totdat er een lange sliert met paarden gevormd is. Onderweg wordt er natuurlijk ook gepauzeerd….en gedronken. Tegen de tijd dat de drijvers in Muntendam aankomen zijn zij al aardig beschonken en worden zij door de paarden, die zij aan de staarten vasthouden, voortgetrokken.
De paarden worden in een grote boerderij op de kop van de Kerkstraat gestald en verzorgd totdat zij bij Levitus geslacht worden.

Hartoch overlijdt op 13 maart 1927 in Muntendam.
De daarop volgende dag wordt hier in het Nieuwsblad van het Noorden kort aandacht aan besteed.
Na het overlijden van hun vader wordt de slagerij voortgezet door zijn dochters Rebekka en Jetta onder de naam ‘Erven H. Levitus’.

Evenals de broers en zussen Valk worden Rebekka en Jetta Levitus in de avond van 11 november 1942 door een plaatselijke politieman, een marechaussee en een Duitse landwacht uit hun huis Kerkstraat B 69 gehaald. De huizen worden verzegeld en zij worden overgebracht naar de Kazerne op de Middenweg. De volgende dag, 12 november 1942, worden zij met de overige Joodse bewoners van Muntendam op transport gezet naar Groningen en van daaruit met de trein, weer langs Muntendam, naar kamp Westerbork gebracht.
De officieel opgestelde overlijdensakten uit 1950 geven aan dat de familieleden op 23 november 1942 in Auschwitz vermoord zijn, maar het calendarium van Auschwitz geeft aan dat zij al op 21 november, meteen na selectie bij binnenkomst, naar de gaskamers zijn doorgestuurd…….

Interneringskaart Rebekka Levitus. Opmerkelijk is dat hier haar naam met ‘cc’ geschreven wordt.
Interneringskaart Jetta Levitus

Opmerking: Een deel van dit artikel is ook terug te vinden in het boek ‘Joodse Huizen’ deel 2, geschreven door dezelfde auteur, Else Valk.


Auteur:
Else Valk met aanvullingen van Regina Philip

Bronnen:
Boek: De Joodse Gemeenschap van Veendam-Wildervank, Muntendam en Meeden uitgegeven door St. Vrienden van het Rijksarchief Groningen (1985)
Henk Kalk, St. Archief Muntendam
De Noord-Ooster
Groninger Archieven
Nieuwsblad van het Noorden

Illustraties:
© Privé Collectie Else Valk
De Noord-Ooster
Nieuwsblad van het Noorden

Gepubliceerd:
17-03-2021