Sal Dwinger

Sal (Salomon) Dwinger is geboren op 29 januari 1906 te Rotterdam als enige zoon van de muzikant/winkelier Gompel Dwinger (Groningen, 1879 – Auschwitz, 1942) en Sebilla Israël (Arnhem, 1876 – Auschwitz, 1942). Op 30 juli 1907 wordt eveneens te Rotterdam zijn zus Helena geboren.

Als de grootvader van Sal in 1910 overlijdt verhuist het gezin Dwinger terug naar Groningen waar vader Gompel de winkel van zijn vader Salomon voortzet aan het Gedempte Zuiderdiep 53. Hij laat een architect een nieuw winkelpand met 2 woningen ontwerpen. Het trekt in de woning op de 1e verdieping, die op de 2e verdieping is voor de verhuur. Muziek speelt in het gezin een grote rol. Hoewel Gompel zich nu op de winkel richt is hij een niet onverdienstelijk klarinettist die reeds her en der opgetreden heeft. In huize Dwinger wordt dan ook veel gemusiceerd en de kleine Sal leert al op zeer jonge leeftijd viool spelen van de concertmeester van de G.O.V., Emil Clemens Schröner. Sal heeft echter zo veel talent dat zijn vader hem naar Keulen stuurt. Daar zal hij 15 jaar lang viool studeren en o.a. les krijgen van Bram Eldering van de Hochschule für Musik. Een andere leermeester van Sal is Louis Zimmermann, eerste concertmeester van het concertgebouworkest te Amsterdam

Sal komt tijdelijk terug naar Groningen waar hij op 11 januari 1919 zijn Bar Mitswa zal vieren. In die periode treedt hij samen met zijn vader op bij de jaarlijkse feestavond van “De Leeuw van Juda”, een vereniging van joodse jongens van 13 jaar en ouder, die als als doel heeft de heilige boeken te bestuderen. Hij krijgt lovende woorden voor zijn spel in het N.I.W. en Centraal Blad voor Israëlieten (beiden plaatsen dezelfde recensie). Sal komt ook terug voor de jaarlijkse leerlingenuitvoeringen van de muziekschool, die geleid worden door Sals leraar Clemens Schröner van de G.O.V. Naar mate hij ouder wordt breidt zijn repertoire zich steeds verder uit. In 1921 speelt hij in een vioolconcert van De Bériot. Als hij later weer in Groningen optreedt is dat op het grote podium, als solist bij de G.O.V. Op 1 april 1925 speelt hij in “de Harmonie” het vioolconcert in G van H. Goetz.

In juli 1927 komt Sal definitief terug naar Groningen en gaat in eerste instantie bij zijn ouders wonen aan de Gedempte Zuiderdiep 53. Hij biedt zijn diensten aan als vioolleraar volgens de Methode Prof. Bram Eldering. Sal heeft als basis een positie in de G.O.V., van 2e violist werkt hij zich op naar 1e violist. In augustus is hij solist bij het orkest van de Alg. Ned. Radio Omroep (A.N.R.O.) Hij werkt ook mee aan een serie concerten in het prestigieuze Kurhaus te Scheveningen. Sal treedt veelvuldig op als solist, maar speelt ook regelmatig samen met componist/pianist Roelof Pieter Jan (Roel) Hazenberg werken voor viool en piano. Het duo maakt dan vaak deel uit van een recital waarin ze een zangeres begeleiden. Hiermee trekken ze het hele land door, maar komen ook buiten de landsgrenzen. Zo treden Sal en Roel op met mevr. Couperus in Parijs. Al met al heeft Sal een schitterende carrière. In juli 1930 wordt Sal aangesteld als vioolleraar bij de Asser Muziekschool.

Op 16 augustus 1933 trouwt Sal met Bertha Salomons, geboren 6 mei 1908 te Ede (Gld.). Bertha is een dochter van Salomon Salomons (Arnhem, 1876-Auschwitz, 1942) en Henriëtte Bilstein/Bielstein (Soest Dld.,1874 – Arnhem 1942).  Bertha werkt tot haar huwelijk bij de Algemeene Kunstzijde Unie, ze heeft nog 1 ouder zusje, Sophia (Ede, 1905 – Auschwitz, 1942) die met de Groninger Abraham Benjamin van Dam trouwt. Sal en Bertha gaan in Groningen wonen in de Jan Lutmastraat 8. In 1936 verhuizen ze naar nr. 14b in dezelfde straat. Bertha wordt gediplomeerd pedicure, op 10 juli 1942 adverteert ze nog in het Joodsche Weekblad.

In februari 1941 treedt Sal op samen met zijn vader Gompel Dwinger. Wat ze dan nog niet weten is dat het hun laatste gezamenlijke optreden bij de G.O.V. zal zijn als vader en zoon. Als de Duitsers in 1941 de “Nederlandsche Kultuurkamer” oprichten gebiedt de Duitse bezetter dat het verboden is voor Nederlandse orkesten om joodse musici in dienst te hebben. Als gevolg daarvan worden Sal en zijn vader op 15 mei 1941 ontslagen. Sal speelt uiteindelijk bij het G.O.V. van 01-10-1929 tot 15-05-1941. Sal’s laatste optreden als vrij man is met de bekende Groningse pianiste Andrea Elkenbracht in maart van dat jaar.

Op 10 juli 1942 wordt Sal met een groep van ongeveer 80 andere Groningse mannen per trein afgevoerd naar werkkamp Het Wijde Gat bij Staphorst. Onder hen bevindt zich ook Andries Davids die op 12 juli 1942 aan zijn collega Corrie Lammes het volgende schrijft: “Ik woon o.a. met de pianoleraar van Esther, een zeer bekend violist Sal Dwinger (viool meegebracht) en een Mr. in de rechten Leo Frank, …”. De Duitse bezetters gebruiken het werkkamp vanaf die 10e juli als tijdelijke buffer voor Westerbork. De mannen worden verplicht tewerkgesteld en zo gelijktijdig geïsoleerd van hun familie. Ze moeten 1-2 uur lopen over zandwegen om op de plek te komen waar ze aan het werk moeten. 6 dagen per week verrichten ze zwaar graafwerk dat bijna niet vol te houden is. Op vrijdag 2 oktober 1942 komt een groepje Duitse soldaten bij het kamp aan, 3 oktober 1942 (het is dan Jom Kipoer) is het kamp leeg. De mannen zijn lopend naar Westerbork gebracht.

In Westerbork treedt Sal op in het kamporkest. Naar alle waarschijnlijkheid treedt Sal voor het laatst in Nederland op in Westerbork op 10 augustus. Philip Mechanicus schrijft erover in zijn dagboek: “In dépôt”. Sal speelt “Improvisation für Violine ‘Baal-Schem’ van Ernest Bloch”. Volgens Joods Monument zal een brief, verzonden op 8 september 1943 vanuit Schiedam aan Sal in barak 43, hem niet meer bereiken. Sal en Bertha worden op 14 september 1943 op transport naar Auschwitz gezet. Ze komen op 30 januari 1944 in kamp Auschwitz III terecht dat beter bekend staat als Monowitz. Hier werken de gevangenen voor IG Farben. Sal heeft zijn viool bij zich en speelt in het gevangenenorkest van Monowitz.

Interneringskaart Sal Dwinger

Een mede-gevangene van Sal in het kamp, die net als hij in het kamporkest zit, is de trompettist Herman Sachnowitz uit Noorwegen. Herman overleeft als enige van zijn familie de Shoah en beschrijft zijn ervaringen in het boek ‘Muzikant onder de galg’. Gedurende zijn tijd bij IG Farben ontmoet hij Sal over wie hij abusievelijk in zijn boek schrijft dat deze een Amsterdamse muzikant is. Hij vertelt in zijn boek o.a. hoe Sal rond de tweede helft van 1944 een concert geeft in de S.S. kantine. Bij sommige stukken wordt hij begeleid door een Poolse pianist genaamd Padarewski en soms moet het voltallige orkest meedoen. Een van die stukken is Beethovens Kreutzer-sonate. Aan het begin van het laatste deel knapt er een snaar van zijn viool, maar Sal speelt het stuk uit zonder de snaar te vervangen. Een weergaloze prestatie volgens Sachnowitz. Er is geen applaus, want voor de vijanden van het Duitse Rijk wordt er door de S.S.-ers niet geklapt. Na afloop komt Schöttel, de commandant, naar Sal toe en maakt een praatje met hem. Hij merkt op dat hij meende te merken dat een van de snaren op de viool van Salt brak maar dat hij desondanks er toch in slaagde het stuk uit te spelen meteen gesprongen snaar.
Sachnowitz beschrijft het vervolg zo: “Dat is juist,” antwoordde Dwinger. “Dat is wat we in het leven hebben moeten leren. Als we niet meer over alle snaren beschikken, moeten we spelen op de paar die nog over zijn.”
Er ging een huivering door het hele orkest. (…) Voor ons waren Dwingers moedige woorden gedenkwaardiger dan het hele optreden schrijft Sachnowitz.

Sal komt terecht in kamp Mittelbau-Dora bij Nordhausen, een sub-kamp van Buchenwald. Hij wordt vervolgens geplaatst in Extern kommando Ellrich dat op zijn beurt weer een sub-kamp is van Mittelbau-Dora waar twee vestigingen van Dora zijn. De omstandigheden hier zijn zo slecht dat ze Sal fataal worden. Hij komt van alle ontberingen om op 1 maart 1945 in Extern kommando Ellrich, Duitsland.

Overlijdensakte Sal Dwinger

Bertha Dwinger-Salomons overleeft de Shoah en keert op 21 juni 1945 terug naar Nederland. Ze huurt een kamer bij een vroegere buurman in de Jan Lutmastraat 14a. Volgens haar persoonskaart verhuist ze op 16 augustus 1946 naar Amsterdam. Sal en Bertha hebben geen kinderen.


Bronnen:
Arolsen Archives
Boek: “In Depot”(Philip Mechanicus)
Boek: “Muzikant onder de galg”(Herman Sachnowitz)
Centraal Blad voor de Israëlieten
Gelders Archief
Groninger Archieven
Joods Monument
Joodsche Weekblad
Joodsewerkkampen.nl
N.I.O.D.
Nieuw Israëlitisch Weekblad
Nieuwsblad van het Noorden
Stadsarchief Amsterdam
Stolpersteine Schildersbuurt

Illustraties:
Arolsen Archives
Centraal Blad voor de Israëlieten
Groninger Archieven
Joods Monument
Joodsche Weekblad
Nieuw Israëlitisch Weekblad
Nieuwsblad van het Noorden

Bijgewerkt:
12-12-2020