Historie der Joden In Loppersum

De eerste vermelding van een Jood in Loppersum dateert van 1620. De Joodse Levi Jacobs wil in dat jaar volgens de Joodse tradities trouwen en Levi Abrahams uit Appingedam stelt zich hiervoor borg. Het is onbekend of het Joden in die tijd toegestaan was om te trouwen of dat het de Joodse riten rondom een dergelijk huwelijk waren die een probleem vormden. Feit is dat Johan d ‘Mepsche, redger te Loppersum, hem hiervoor beboette.

Hierna zal het tot 1722 duren voor we weer vermeldingen zien over Joden in Loppersum. In dat jaar komt de naam van vleeshouwer Levi Hartoghs regelmatig voor in het “bestiaal”, dit is een belasting op geslacht vee. Uit deze gegevens blijkt dat hij goede zaken doet met zijn slagerij. Daarnaast drijft hij met Michiel Hessels uit Appingedam een veehandel op Holland. In 1730 verkoopt Levi zijn huis aan het echtpaar Benjamin Hartoghs en Eva Abrahams.

Hoofstraat Loppersum

In 1743 wordt er een klacht ingediend over ene Salomon Levi uit Loppersum. Dit blijkt uit een brief van Isaäk Israël’s namens Zara Emanuel’s uit Amsterdam die in dat jaar bij de H.J.K. binnen kwam. Zara klaagt over de slechte behandeling van haar dochter door haar echtgenoot Salomon Levi. De man blijkt zeer slecht bekend te staan, maar wegens gebrek aan bewijs was hij nog steeds niet veroordeeld. Voordat deze zaak aanhangig gemaakt kon worden was Salomon met de noorderzon vertrokken en wordt geen melding meer gemaakt van hem in Loppersum. Op een chronologische lijst van Joden uit Loppersum komen namen voor van Joodse bewoners doordat zij geld leenden en uitleenden. Pas in 1793 is er sprake van een officiële akte betreffende een reglement waarin bewoners van omschreven straten zich verplichten hun straat in “schouwbare” toestand te houden. Onder de ondertekenaars bevinden zich de Joden Hartog Mozes (Bamberger), Marcus Sikkel en Jacob Isaks.

Het aantal Joodse inwoners in Loppersum is altijd relatief klein gebleven. Samen met de Joodse gemeenschappen in Middelstum en Stedum vormde Loppersum tot 1821 een zelfstandige kehille, die ook de dorpen rondom Uithuizen omvatte. In het begin kwamen de Joden bijeen voor hun religieuze diensten zonder officiële toestemming, meestal in een privéwoning in Middelstum. Vanaf het begin van de 19e eeuw werd het mogelijk om met toestemming van de lokale autoriteiten religieuze bijeenkomsten te houden in een huis in Stedum.

Tussen 1821 en 1830 werden Stedum en Loppersum ondergebracht bij de Ringsynagoge van Appingedam. Hoewel zij deel gingen uitmaken van een groter geheel, behielden zij wel hun eigen bestuur. In 1830 kreeg de Joodse gemeente van Stedum en Loppersum opnieuw de status van zelfstandige bijkerk. Waar precies de huissynagoge stond die rond het midden van de 19e eeuw werd gebruikt, is helaas onbekend gebleven. Vanaf de jaren 1890 werd een gebouw aan de weg richting Bedum als synagoge gebruikt.

Tijdens de gehele periode waarin er Joodse inwoners in Loppersum waren, werd er ook Joods onderwijs gegeven. Dit onderwijs hield begin 20e eeuw op te bestaan, wat mogelijk samenhing met het verder afnemen van de Joodse bevolking in de regio.

In eerste instantie werden de Joodse overledenen van Loppersum begraven in Appingedam. Vanaf 1863 had Loppersum een eigen Joodse begraafplaats op de hoek van de Molenweg en Schepperij. Vanaf 1884 werden de Joden begraven op een apart deel van de Algemene Begraafplaats aan de Tuinbouwstraat.

De meeste Joodse inwoners van Loppersum waren actief in beroepen als vleeshouwer, veehandelaar of andere vormen van handel. Daarnaast werkten sommigen als kleermaker, stoffeerder of naaister. Ondanks de bescheiden omvang van de gemeenschap werd in 1906 de vereniging Help Elkaar opgericht, die waarschijnlijk diende als steunorganisatie voor de leden.

De Joodse gemeente Stedum-Loppersum was in de eerste decennia van de twintigste eeuw zo sterk gekrompen dat er alleen nog synagogediensten gehouden werden op de belangrijke religieuze feestdagen en bij bijzondere gelegenheden. Toch bleef er inzet voor het voortbestaan van de gemeenschap: in 1922 werd nog een nieuw reglement vastgesteld en in 1925 werd de synagoge zelfs gerestaureerd.

De Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog bracht een tragisch einde aan het Joodse leven in Stedum en Loppersum. Vrijwel alle Joodse inwoners zijn in deze periode gedeporteerd en vermoord. Na de oorlog werd de Joodse gemeente officieel opgeheven en in 1948 samengevoegd met die van Groningen. Het voormalige synagogegebouw werd verkocht en kreeg een andere functie. Als herinnering aan de Joodse gemeenschap werd de gevelsteen, die bij de restauratie in 1925 was aangebracht, overgebracht naar de toren van de hervormde kerk in Stedum. Deze steen herinnert tot op de dag van vandaag aan de verdwenen Joodse gemeenschap.


Bronnen:
Literatuur: Joden in noord-oost Groningen – A.H. Huussen (jr.)
Groninger Archieven
Joods Cultureel Kwartier

Illustraties:
Groninger Archieven

Gepubliceerd:
26-06-2025