Jacob Krammer

Jacob Krammer (Jaap) werd geboren op 10 januari 1904 in Coevorden als 10e kind van David Krammer (Leeuwarden, 1862 – Auschwitz, Polen 1942) en Mietje Keizer (Leeuwarden 1864 – Auschwitz, Polen 1942). Van de 10 kinderen overleven slechts 3 de oorlog.

Jaap heeft samen met zijn broers Andries en Hennie voor de oorlog een groothandel in tricotage aan de Oude Boteringestraat 11. In eerste instantie is hij kantoorbediende maar hij wordt later handelsreiziger voor het bedrijf. Broer Andries heeft de dagelijkse leiding en broer Hennie zit op kantoor. Andries en zijn gezin overleven de oorlog niet. Jaap en Hennie gaan in 1947 weer verder met het bedrijf. Jaap stopt hiermee in 1967. Bij de bevrijding van Groningen gaat het pand aan de Oude Boteringestraat 11 in vlammen op. Pas in 1954 wordt er een nieuw pand op die plaats gebouwd.

1e gezin: Krammer-Gunsberger

Trouwfoto Jaap en Regina

Jaap trouwt op 15 april 1934 in Wenen, Oostenrijk met de dan 27-jarige Regina (Ginie) Günsberger, geboren 06-11-1907 te Deutschkreutz in de Oostenrijkse deelstaat Burgenland. Zij is één van de jongste kinderen uit een gezin van twaalf van Mirjam en Sandor Günsberger. Van de twaalf kinderen van Mirjam en Sandor Günsberger overleven er slechts drie de oorlog: Adolph, Ida en Nathan. De dochter van Nathan, Rita Colthof – Günsberger, is vernoemd naar haar nichtje Rita Krammer.

Na hun huwelijk gaat het jonge echtpaar in de H.W. Mesdagstraat 17 te Groningen wonen maar verhuist al enkele weken later, in juni 1934, naar Wassenberghstraat 53b.  Jaap en Regina krijgen 2 kinderen. Hoewel de kinderen niet genoemd worden op de woningkaart woont het hele gezin op dit adres.

Rita Krammer werd geboren op 5 januari 1935 te Groningen.

Sandòr Joachim Krammer  die ‘Broertje’ genoemd werd is geboren op 15 maart 1937 eveneens te Groningen

Op 10 juli 1942 wordt Jaap met veel andere mannen opgeroepen door de Duitsers om tewerkgesteld te worden in één van de werkkampen. Jaap komt terecht in kamp Kloosterhaar bij Hardenberg. Regina en de kinderen blijven achter in de Wassenberghstraat. In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 staat de politie bij haar op de stoep en zegt haar mee te komen, ze zou herenigd worden met haar man. Ze worden echter afgevoerd naar Westerbork waar natuurlijk geen spoor van Jaap te bekennen was. Op 12 oktober wordt Regina met haar kinderen op transport gezet naar Auschwitz waar ze op 26 oktober 1942 vermoord worden. Voor haar en de kinderen zijn Stolpersteine gelegd voor het huis aan de Wassenbergstraat 53b.

Jaap heeft het nog redelijk in kamp Kloosterhaar. De tewerkgestelden mogen af en toe zelfs het kamp verlaten om het dorp in te gaan. Op 2 oktober 1942 verschijnen er echter 5 Duitse soldaten bij het kamp die beweren onderdak voor de nacht te zoeken. Het blijken SS-ers te zijn. De volgende dag worden de kampgevangenen ruim een half uur eerder gewekt dan gebruikelijk, ze krijgen te horen dat ze hun koffer in moeten pakken. Jaap ruikt onraad en besluit er vandoor te gaan. Terwijl zijn gezin net aangekomen is in Westerbork komt hij, tijdens zijn vlucht uit kamp Kloosterhaar, terecht bij boer Albertus Weerts in Kloosterhaar waar hij onderduikt. Op 21 oktober 1942 begint Jaap met het schrijven van dagboeken. Pas aan het eind van de oorlog hoort hij wat er met zijn vrouw en kinderen is gebeurd.

2e Gezin: Krammer-Denneboom

Betty Krammer-Denneboom in 2012

Betsie (Betty) Denneboom is geboren op 13 mei 1920 als enige dochter van Israël (Ies) Denneboom (1882-1985) en Roosjes Kosses (1890-1977). Dit echtpaar heeft verder alleen nog een zoon.

Jaap gaat in 1945 op zoek naar een nichtje van hem dat, als enige van haar gezin, de Shoah overleefd heeft en inwoont bij de familie Denneboom in Nieuw Amsterdam, Drenthe. Tijdens een bezoek aan zijn nichtje in juni 1945 ontmoet hij de dan nog jonge Betty Denneboom.

In 1947 gaat Betty op kamers wonen in Groningen en werken bij het tricotagebedrijf van Jaap en zijn broer Hennie. Vanaf die tijd bloeit langzaam de liefde op tussen haar en Jaap. Van het leeftijdsverschil van maar liefst 16 jaar trekken ze zich niets aan. Ook niet als de ouders van Betty hier moeite mee hebben. In 1951 trouwen Jaap en Betty in de Jeugdsjoel en de band met haar ouders wordt gelukkig erg goed. Na hun huwelijk gaan ze aan de Gorechtkade 64 wonen waar ze de eerste bewoners zijn.

Jaap was lange tijd, uit eerbied voor zijn vader, chazzan bij de Sjoel in de jaren ’70 en ’80. Betty Krammer had er een part-time baan als secretaresse, ze werkte in het kleine (nog steeds in tact gebleven) kantoortje van de Joodse Gemeente. Brieven schrijven, telefoon beantwoorden, notulen maken, koosjere wijn verkopen, enz.. Berooide mensen, vooral die uit de kampen kwamen, konden daar vlak na de oorlog wat leefgeld halen.

Jaap is overleden op 11 september 1987. Betty bleef in het huis aan de Gorechtkade 64 wonen en overleed op 16 maart 2019 na enige tijd van dementie.


Bronnen:
Benno’s Stad
De Joodse Inwoners van de stad Groningen en omstreken 1549 – 1945 en hun begraafplaatsen aldaar DELEN IIb en IIc (E.P. Boon en J.J.M. Lettinck
)
Dorpsarchief Kloosterhaar
Drents Archief
Groninger Archieven
Joods Monument
Synagoge Groningen

Illustraties:
Dagblad van het Noorden
Synagoge Groningen
Yad Vashem

Laatst bijgewerkt:
21 juni 2020